Het is half acht ’s ochtends als het spitsuur om de hoek van mijn tijdelijke thuis in Siena begint. Niet op straat, maar in de koffiebar die op dat tijdstip zijn deuren opent. Het geluid van de dagelijkse ochtenddrukte hoor je tot in de wijde omtrek en wervelt ook mijn raam binnen, waar het me achter mijn laptop en een nieuw verhaal vandaan trekt.
Drie huizen van mijn voordeur vandaan wordt het begin van elke nieuwe dag aangekondigd door sissende espressomachines, rinkelende kop en schoteltjes en vrolijke buongiorno’s en cappuccino’s die door barman Gianni en klanten net zo snel worden uitgewisseld als euro’s en scontrini, bonnetjes.
Ook ik stap de drukte binnen, inmiddels als vaste klant en niet meer als gast. Dat blijkt niet alleen uit het feit dat ik niet meer eerst hoef te betalen voor ik mijn dagelijkse shot cafeïne krijg voorgezet, maar vooral uit de blik van herkenning van de barman. Hij zal mijn naam nog niet weten, vermoed ik, maar hij weet wel dat de eerste koffie van de dag een cappuccino moet zijn.
Voor ik mijn elleboog op de bar kan manoeuvreren, tussen die van mijn krantlezende onderbuurman en de zakenvrouw die hier elke ochtend binnen vijf minuten drie espresso’s achteroverslaat, staat mijn cappuccinokopje al onder de druppelende koffie. De barman slaat ondertussen de melkkan op de bar om het schuim alvast wakker te schudden - en de aanwezige bezoekers ook.
Terwijl de klanten binnendruppelen en meteen na een vrolijk buongiorno de bestellingen roepen, voeren de handen van Gianni een vloeiende dans uit. Ze pakken glaasjes, kopjes, schoteltjes, de melkkan, de hendel van het espressoapparaat, de schuimende melkkan - in een uniek, trefzeker ritme. Nooit gaat het verkeerd en belandt de koffie in een glaasje met lauwwarme melk bij de zakenman die een ristretto bestelde, nooit gaat mijn cappuccino mijn neus voorbij of krijg ik in plaats daarvan een marocchino (een ‘marokkaantje’, met cacao).
Onverstoorbaar regisseert de barman volle kopjes koffie, aankomende en vertrekkende klanten en het sissende apparaat, dat gedurende ruim een uur geen rust krijgt. Pas als ik terugkom voor mijn tweede koffie van de dag, zo halverwege de ochtend, is de rust weergekeerd. De bar blinkt, de barista zet niet alleen een caffè voor mij, maar neemt ook zelf even de tijd voor een kopje koffie.
Terwijl we onze kopjes leegdrinken, neemt hij de tijd voor zijn tweede functie: die van nieuwslezer en plaatselijke gids. Na een kopje koffie - en vooruit, nog één - ben ik helemaal op de hoogte van het wel en wee van de zwangere buurvrouw, de groenteman aan de overkant, de dochter van de buurman van de oom van Gianni (volgen jullie het nog?) en weet ik waar ik vanavond aan kan schuiven voor een diner met wijnkenners, in welke kerk er een concert wordt gegeven en of de basketballers (in Siena wordt fanatiek gebasketbald) een oefenwedstrijd spelen. Kortom: dankzij dit tweede kopje koffie maak ik elke dag opnieuw deel uit van de hechte Sienese gemeenschap.
Zo rond elf uur begint het tweede spitsuur en maak ik me snel uit de voeten, terug naar het verhaal dat dankzij de koffie van Gianni net even beter op papier komt. Glimlachend regisseer ik de geluiden vanuit de bar, die langzaam naar de achtergrond verdwijnen als het tikken van mijn toetsen het wint van de rinkelende kopjes. Met de geruststellende gedachte dat bij een mogelijk writer’s block altijd een kopje koffie en een bemoedigend woord van Gianni wacht, komt het verhaal vanzelf. Zeker als Gianni er de hoofdrol in mag spelen…